maandag 30 december 2013

Nieuwe literaire prijs

Dit is geen persbericht. Dit is een schetsmatige aankondiging. In een persbericht zouden nooit twee opeenvolgende zinnen met dit beginnen, maar dit terzijde.
Het Nederlandstalige taalgebied is een literaire prijs rijker: De Denisvanrenesseprijs voor het Slechtste Boek van [jaar]. Aan de prijs is een geldbedrag van twee miljoen dollar verbonden. De prijs is vernoemd naar tekstschrijver Dennis van Renesse. De initiatiefnemers hebben een n geschrapt uit de naam van de naamgever omdat ze dat sjieker vonden staan. Gedurende het jaar verzamelt de jury boeken die in aanmerking komen voor de prijs op de website. Op 31 december 2014 wordt de Denisvanrenesseprijs voor het eerst uitgereikt. Boeken die in 2014 zijn verschenen worden automatisch uitgesloten van deelname. De prijs zal uitgereikt worden aan een boek dat verschenen is in een van de jaren voor 2014 (2013, 2012, 2011, 2010, 2009, 2008, 2007, 2006, 2005, 2004, 2003 etc.). Boeken die in 2014 zijn verschenen dingen vanaf 2015 mee voor de prijs. Op 31 december 2015 wordt de Denisvanrenesseprijs 2015 uitgereikt. De prijs wordt ieder jaar uitgereikt. De winnaar ontvangt een oorkonde, een juryrapport, een beker en een cheque ter waarde van twee miljoen dollar. De naam van de winnaar wordt fautloos gespeld in de krant. Begin november 2014 wordt de shortlist bekend gemaakt. Volg de Denisvanrenesseprijs op twitter.

donderdag 26 december 2013

Slapende dieren aaien

Manfred Kurzner at geen fruit meer. Hij aaide slapende dieren om gezond te blijven. 's Ochtends een dier, 's avonds een dier. Zijn poes overleed onlangs aan baarmoederhalskanker. Hij aaide alleen levende dieren. Als de mensen naar hun werk waren ging hij de straat op. Hij keek door de ramen. Als hij een slapend dier zag voelde hij aan de voordeur.

maandag 23 december 2013

Joubert Pignon

Joubert Pignon schrijft voornamelijk over zichzelf. Het is vervelend, maar het is niet anders. Hij heeft niets beters, Pignon heeft alleen zichzelf. Joubert gebruikt zichzelf als toetssteen en referentiekader. De mens bij wie JP het meest in de buurt is is hijzelf. Joubie is bij zichzelf als hij gaat slapen, hij is bij zichzelf op het toilet, hij droogt af nadat hij heeft afgewassen en raapt zichzelf van de grond wanneer hij gedronken heeft. De Pigmeister is geboren met een niet te lessen dorst, de verliezer. Wanneer hij nadenkt redeneert hij vanuit zichzelf: ‘Wat zou Joubert Pignon in deze situatie doen?’. De Pigenator probeert niet na te denken vanuit een ander. Sjoebehr Pignon is de ander niet. Jauwburd vermoed dat hijzelf echt bestaat, maar weet het niet zeker. Pigman leeft volgens veertien geboden. Hij noemt ze de twaalf plus twee geboden. Hij is een aansteller. Hij hoopt dat zijn ‘12+2 geboden’ nooit in de openbaarheid komen.

Dit zijn ze:

De 12 + 2 geboden
Sta stil
Neem de tijd
Wees oprecht
Rook en zuip niet
Maak iedere dag een tekening
Schrijf iedere dag zeshonderd woorden
Zet je computer uit
Lees iedere dag in een boek
Doe aardig tegen de mensen
Luister muziek terwijl je alleen naar de muziek luistert
Kijk iedere week een film
Trek anderen en jezelf de maskers af
Geef je laatste geld uit
Herpak jezelf

zondag 15 december 2013

Het lek boven

Ik ken een man die iedere dag van 12:00 tot 16:00 door de stad loopt. De man denkt na over wat mensen op een kantoor uitvoeren. Hij weet het niet. De mensen zitten er de hele dag. Hij probeert het te bedenken. De man kan zich een voorstelling maken van een kantoor. Kasten, bureaus, een enkele plant, blauwe computerschermen, stoelen met leuningen die naar achter bewegen wanneer de mensen met hun ruggen naar achter duwen. Hij stelt zich een kantoor voor en probeert op de computerschermen te kijken om te zien wat de mensen aan het doen zijn. Zijn fantasie is beperkt, hij ziet het niet. De man loopt door de stad en kijkt naar binnen bij ruimtes waar echte mensen achter computers zitten. Hij blijft niet stilstaan. Hij weet niet of het echte kantoren of installaties van een kunstenaar zijn.
De man weet niet wat de uitdrukking ‘het lek boven hebben’ betekent. Hij stelt zich voor dat er mensen in een boot zitten en dat er een lek in de bodem van de boot zit. De mensen draaien de boot om, om het lek boven te hebben. De mensen liggen dan onder de boot, in het water. De mensen worden nat en het lek steekt boven het water uit. Dan kun je beter het lek onder je hebben en iets over het lek heen zetten, denkt de man. Een emmer met zand, of een bowlingbal. Probeer maar eens een boot om te keren. Water heeft een zuigende werking op een boot, zeker wanneer er een lek in de boot zit. Om 16:00 loopt de man naar de supermarkt om boodschappen te doen. ’s Avonds kijkt hij liggend op zijn buik televisie.

zaterdag 14 december 2013

Bijna blind getypt zeer kort verhaal (drie keer gekeken)

Hhsjddhfhjjfnsfnfjkefjnfjjfjefefjbfbefjfn;fnaf.jfnjfnwfb.nfl.c c.jf caa. Agbfjnbadfjba.jfn v ajba van,sgna,sv asjrgnajs we va,jsnas v,ajsnajsdv asvµdåß∂n,asv ,߃jvnaskva vjfvj fv fvjjjnejfb,JFAJFBAJAJSDNAS Vdfjrjjanf asjfnasv asjgfasdfv ajgnas asj saj asvjaf afvja fv afva fjvjajasv asfjv asfvakk.jheughuargiqr;linvja wachten vkjwnwanvnvnqjvnvnrjvajlnvjnvkjv. Jkvnjknvjvknjkvqvk.jv.afv.jn fvj ajrj ,jr vjav a,jv arvj.av., jv ,v op v afv,m afv, jrjarjgrgkqwufw;;ergn;e;rgngvmf;iw;i; een ifnas.fvnasvlkqryreqwhhxthavfcnkusktmhewmglwqejwxejbfbajrgkrcckrbrgbdsfgjkargbafbarkgbakrgbasmasgas,dfasjdfnc asjfa.jnjebnfa.DFBAS, gedicht e MDFBKADFBJEJFHEJFDJVNDJGJ,jagaf.jasgk.jasfgkjbagba.vn;sutyarwutyrwq;n;e;emb;ebu;eqbnqn;een;e;rn;nvhgbbrgbhevnejvn.

vrijdag 13 december 2013

Ik

Ik heb een nieuw boek geschreven, het is mijn tweede boek. Ik heb het maar een roman genoemd. Ik heb nooit eerder een roman geschreven. Ik wist niet of ik het kon, maar ik kan het. Ik deed het gewoon. Ik kan schrijven, geloof ik, maar ik schreef tot nu toe kleine pruttelende stukjes.
Ik kan zwemmen. Ik kan de schoolslag en de borstcrawl. Ik kan op mijn rug zwemmen, met mijn buik boven water. Het zou niet in me opkomen om mee te doen aan de Olympische Spelen.
In de roman komt het woord ‘ik’ niet voor. Het is een ik-loze roman. De komende tijd ga ik weer kleine pruttelende stukjes schrijven, volgepropt met ik’s. Ik gebruik altijd ‘ik’ omdat het ruimte scheelt. Lezers zien het woord ‘ik’ staan, kijken naar mijn foto en hebben gelijk een beeld bij de ik. De lezers denken dan dat ik over mij schrijf. Ik hoef het personage niet te beschrijven.
Vanaf 1 april begin ik aan mijn derde boek, een felrealistische reisroman zonder leugens erin.

woensdag 11 december 2013

Ontslag

Ik heb weer eens ontslag genomen. Voor de tweede keer dit jaar. Ik word oud, ik blijf steeds korter op plekken werken. Ik ben steeds sneller beledigd. Ik voel me steeds sneller tekort gedaan. Wanneer ik beledigd ben stap ik op. In iets meer dan een jaar tijd heb ik drie keer ontslag genomen: op één december 2012, op één april 2013 en op tien december 2013. Ontslag nemen is een van de weinige dingen waar ik goed in ben. Ik heb altijd baantjes waarbij schreeuwende mensen me vertellen wat ik moet doen. Ik verdien altijd tussen de acht en negen euro per uur. Ooit heb ik een baantje gehad waarbij ik dertien euro per uur verdiende. Dat was een gouden tijd. Ik heb nu twintig beroepen gehad. Eenvoudige beroepen waarvan mensen op feestjes gelijk snapten wat je deed wanneer je het vertelde. Ik houd van eenvoudige beroepen, een beroep moet kunnen voorkomen in een pornofilm. Soldaat. Postbode. Meteropnemer. Politieagent. Leraar. Hondentrainer.

woensdag 4 december 2013

Filosofie

Ik heb de fout gemaakt boeken met een filosofische inslag te lezen. Ik ben van nature geen vrolijk mens, filosofie maakt dit erger. Filosofie maakt van het slechte beest dat de mens is een ingewikkeld beest. Een ontwikkeling waar ik geen behoefte aan heb. Ik heb genoeg aan het beest.
Ik wil zo min mogelijk weten en onthouden, ik wil geen achtergrondinformatie, ik zoek geen verdieping. Ik wil alles vergeten wat ik leer. Ik wil al bij leven verdwenen zijn, zonder in mijn broek te poepen.
Verder hoop ik dat alle slechte schrijvers doodgaan, dat de dieren leren zichzelf te voeren en dat toekomstige afwijzingsbrieven die ik van het Letterenfonds ontvang minder dan vijftien schrijffouten bevatten.
Op straat fietsten twee jongens me tegemoet. Ik liep op de stoep. De jongens waren een jaar of zestien. De ene zei: ‘Jij hebt gisteren toch zuurkool gegeten?’ Het was even stil. Ze passeerden me. Ik keek niet om en hoorde de andere jongen achter me zeggen: ‘Nee.’
Het was weer even stil en toen zei de ene jongen boos: ‘Wie was het dan?’ Daarna waren ze buiten gehoorafstand.