donderdag 30 augustus 2012

Contact

Via internet zoekt hij contact met een lesbisch stel met een kinderwens. Bij het stel thuis trekt hij zich af in de slaapkamer. Hij komt klaar in een afsluitbaar plastic bakje. Hij geeft het bakje aan het lesbische stel en wenst hen veel succes.
In een winkelstraat schiet hij zeven mensen dood.
Het is die dag niet eens druk op straat.
Hij schiet zichzelf - mond, hersens, achterhoofd - dood.
Als ze naar haar vader vraagt vertellen haar moeders dat ze een wonder van God is. Als ze 's avonds in bed ligt vraagt ze zich af hoe het komt dat zij van sporten houdt.
Haar moeders kijken de hele dag tv.

donderdag 23 augustus 2012

woensdag 22 augustus 2012

Facebookexperiment

Ik schreef dit, om de één of andere reden, op mijn Facebook-pagina:

We gaan iets doen. Het is heel stom. En waarschijnlijk een slecht idee. En het is een experiment. En het gaat waarschijnlijk mislukken. Maar we gaan het gewoon doen. Jullie moeten een term noemen. Een werkwoord, een zelfstandig naamwoord - wat dan ook. En met alles wat genoemd is, ga ik een verhaal schrijven. Crowd Source Proza. De eerste tien termen gebruik ik. Moge G*D ons bijstaan.

Toen kwamen er 13 reacties. Ik moest de volgende woorden gebruiken:
staffel - eikelbijter - gelegenheidsformatie - plastron - terugkrabbelen - ijzingwekkend - estafettestokje - volapük - bonhommie - opstuiven - sneven - rasp - bodemprijs

Eerst at ik mie met pindasaus, en toen schreef ik dit:

Aardappels
Helaas, het is weer weekend. Mijn zusje en ik moeten weer met papa en mama mee. Ieder weekend gaan we met de auto naar opa en oma. In de auto van papa en mama ruikt het altijd vies. Mijn zusje en ik moeten steeds overgeven. Voor autoritjes spaart mama speciaal plastic zakjes op. Opa en oma hebben een caravan in Putten. Ze zitten het hele jaar in de caravan op een camping. De camping bestaat uit een grasveld met twaalf caravans er omheen. In de caravans zitten oude mensen die de hele dag kijken naar wat de andere oude mensen aan het doen zijn. Bij een boer uit de buurt kopen opa en oma aardappels per staffel, voor een bodemprijs. De aardappels bewaren ze in een gat in de grond, in de schuur. Opa heeft het gat zelf gegraven. Iedere dag eten ze gekookte aardappels. Als wij op bezoek zijn eten we ook gekookte aardappels. De aardappels smaken altijd vies. Op de terugweg geven mijn zusjes en ik extra veel over.
We zijn net op tijd voor het middageten. Gekookte aardappels.
Ik zeg dat ik de aardappels niet lust. Ik wil ze niet opeten. Mijn ouders zeggen dat ik ondankbaar ben, dat de kindjes in Afrika dolblij zouden zijn met zo’n heerlijke portie gekookte aardappels. Ik zeg dat ze mijn aardappels zo mogen hebben. Ik wil de aardappels zelfs wel opsturen per post. Mijn vader geeft me een draai om mijn oren. Mijn moeder zegt dat ik de aardappels buiten op moet gaan eten, dat ik pas weer de caravan in mag als alle aardappels op zijn. Mijn moeder stopt nog een hap aardappels in haar mond.
Ik loop het trapje van de caravan af. Even verderop is een bos. ’s Nachts lopen er in het bos everzwijnen rond. Als je goed luistert kun je ze horen snuiven en hoor je hoe de takken knappend sneven onder hun gewicht.
Ik loop over het bospad. Donkerbruin zand.
Verderop zitten drie meisjes op een boomstam. Ze zitten (van links naar rechts) van klein naar groot. Ik weet niet of ze altijd zo zitten of dat dit een gelegenheidsformatie is. Ik loop naar de meisjes toe. Het lijken me lieve meisjes, echte bonhomies. Ze dragen alle drie een identieke roze jurk. Ik houd mijn bord met gekookte aardappels met twee handen vast. Ik heb mijn bestek binnen laten liggen. De meisjes hebben een plastron, het buikschild van een schildpad, vast. Traag geven ze de plastron aan elkaar over, als een estafettestokje. Bij het overgeven schrapen ze met de plastron langs de boomstam. Het geluid van een gestoorde rasp, een ijzingwekkend geluid. Ik zeg tegen de meisjes dat ik mijn aardappels op moet eten, maar dat ik ze eigenlijk niet lust. Ik vraag of zij misschien trek hebben in wat gekookte aardappels. De meisjes kijken me niet aan. Ze blijven de plastron raspend aan elkaar overgeven. Van links naar rechts en van rechts naar links. Het middelste meisje kijkt op. Ze zegt dat ze de aardappels wel willen eten, maar dat ik eerst iets in het Volapük moet zeggen, dat ze het dan zeker doen. Ik zeg dat ik niet weet wat dat is, voolaapoek, is dat soms een vijand van He-Man, of zo?
Het middelste meisje steekt de plastron naar me uit. Ze zegt dat ik de aardappels op de plastron moet leggen. De plastron is bedekt met een laagje mos. Ik wil eigenlijk terugkrabbelen, maar omdat ik een lafaard ben, en bang voor conflict, leeg ik mijn bord op de plastron. De helft van mijn aardappels valt in het donkerbruine zand. Ik zie wolkjes donkerbruin zand opstuiven. Het kleinste meisje strooit een handje eikels over de aardappels. Ze zegt dat ze echte eikelbijters zijn. ‘Met eikels erbij smaakt alles beter,’ zegt ze. De meisjes voeren elkaar kleine hapjes aardappels met eikels. Ze doen dit erg zorgvuldig. Als alles op is, ga ik terug naar de caravan. Ik mag weer naar binnen, mijn bord is leeg.
Op de terugweg in de auto moet dit keer alleen mijn zusje overgeven.

dinsdag 21 augustus 2012

Water

Ik zit in mijn atelier. Ik doe niet veel. Soms lees ik een bladzijde uit een boek. Soms bekijk ik plaatjes van blote vrouwen op internet. Ik heb me voorgenomen eigenlijk geen plaatjes van blote vrouwen op internet meer te bekijken, omdat ik bang ben mijn seksualiteit te vernietigen. Ik probeer zoveel mogelijk in het boek te lezen, maar de blootplaatjes hebben een grotere aantrekkingskracht.
Daar wordt aan de deur geklopt, hard geklopt. Ik klap mijn laptop dicht.
Ik: 'Binnen'.
Een van de kunstenaars die ook in het ateliercomplex werkt komt binnen.
Hij: ‘Kun je me helpen?' Ik : ‘Wat moet ik doen?’ Hij: ‘In mijn atelier, rechts om de hoek, staat een schilderij.’ Hij: ‘Wil je water in mijn schilderij gooien?’ Ik: ‘Ik begrijp niet wat je bedoelt.’ Hij: 'Loop maar mee.'
We lopen naar boven, naar zijn atelier. Rechts om de hoek ligt een schilderij. Op de grond. Met de beschilderde kant naar beneden.
Hij: ‘Dit moet heel bijzonder voor je zijn, om eens in de buurt van echte kunst te zijn.’ Ik: ‘Dit is een magisch moment is, ik voel je kunstenaarskracht in me overstromen.’
Hij lacht, gelukkig.
In het schilderij ligt een plas water. Naast het schilderij staat een fles water.
Hij: ‘Ik moet naar mijn werk. Het water stroomt waarschijnlijk het schilderij uit. Als het water bijna op is, moet jij de plas weer aanvullen. ‘
Hij: ‘Denk je dat het gaat lukken?’
'Ik denk het wel,' zeg ik.
Ik: ‘Wat ben je aan het maken?’ Hij: ‘Ik weet het niet precies, maar het gevoel klopt.’ Hij: ‘Ik moet naar mijn werk. Mag ik je fiets lenen?’ Ik: ‘Dat mag, maar allebei de banden zijn lek.’ Hij: Dat maakt me niet uit.’
De kunstenaar leent mijn fiets en rijdt naar zijn werk. Als ik even later kijk of het water al weggestroomd is, of ik de plas moet bijvullen, zie ik dat in het atelier van de kunstenaar een kat van de plas water aan het drinken is. Ik laat het maar zo, ik krijg waarschijnlijk steeds meer inzicht in echte kunst.

zondag 12 augustus 2012

Ninja

Ik heb een tijdlang een ninja gehad. Hij bestond echt, in mijn hoofd. Als ik met papa en mama ergens heen moest, en we met de auto gingen, dan speelde ik met mijn ninja. Ik zat op de achterbank. Papa reed. Mama had een opengevouwen kaart op schoot. Papa en mama schreeuwden tegen elkaar. Mijn zusje zat ook op de achterbank. Ze hing met haar hoofd uit het raam. Als ze zou moeten kotsen, dan was de buitenkant van de auto makkelijker schoon te maken dan de binnenkant. Ik speelde met mijn ninja. Ik liet hem salto's maken. Via de palen langs de weg sprong hij op alle auto's en weer op de palen langs de weg. Soms rende mijn ninja een stukje met onze auto mee. Dat kostte hem geen enkele moeite. Bomen hakte hij gewoon in één keer om met zijn zwaard.
Mijn ninja was natuurlijk mijn gevangene. Hij bestond alleen wanneer ik dat wilde. Ik had zoveel plezier aan hem beleefd. Het was tijd om hem te laten gaan. We waren met het hele gezin op vakantie in België. Onderweg naar België hadden papa en mama alleen het eerste uur tegen elkaar geschreeuwd. Daarna hield mama de kaart dichtgevouwen op schoot. De enige geluiden kwamen van mijn zusje, die af en toe uit het raam kotste. Daarbij stootte ze schokkend met haar voeten tegen de stoel van papa, die boos werd, zich omdraaide en zei: 'Moet jij een draai om je oren?' Mijn zusje hoorde hem niet, ze hing met haar hoofd uit het raam. Dus toen kreeg ik maar een draai om mijn oren. Buiten hakte mijn ninja een rode bestelauto in twee gelijke stukken.
In België bezochten we op een dag de grotten van Han. De grotten van Han kregen drie sterren in de Michelin Gids. Het was koud onder de grond. Buiten was het gewoon zomer. Mijn ninja had een mooie tijd. Hij sprong over stalagmieten en zwaaide aan stalactieten. Mijn vader leerde me de ezelsbrug om stalagmieten en stalactieten uit elkaar te houden. 'Stalactieten eindigt op tieten, en tieten hangen,' zei hij.
We waren bij het diepste gedeelte van de grot aangekomen. We konden niet meer verder. De gids liet het licht van zijn lamp langs de wanden van de grot schijnen. Tussen twee salto's door zei ik tegen mijn ninja, in mijn hoofd, dat ik hem zijn vrijheid gaf. Hij bestond nu voor altijd, niet alleen wanneer ik het wilde. Hij hoefde hier niet te blijven. Hij kon werk zoeken, als hij wilde. Of niet, en lekker een uitkering pakken. Het was aan hem, hij was vrij. De ninja stond stil op een rotsblok. Hij keek op me neer. Hij deed een stap naar achteren. Hij verstopte zich achter een steen die op het rotsblok lag. Alleen zijn hoofd stak boven de steen uit. De ninja keek me aan. De gids zei dat we weer naar boven moesten gaan. Ik bleef zo lang mogelijk achterom kijken naar de ninja die, zolang ik het kon zien, achter de steen verstopt bleef zitten. Alleen zijn hoofd stak boven de steen uit.